Top 10: Italiaanse klimmers

Definieer de klimmer. Is dat iemand die zich vol epo spuit en zich vervolgens tegen een moordend tempo zonder enig gevoel voor stijl naar boven stuwt? Of iemand die kleiner is dan 1,55 meter en dartel en fluks zich een weg naar de hemel fladdert? Of gewoon Wim Van Huffel? Of is dat van ondergeschikt belang, zolang het maar vooruit gaat? De klimmer laat zich niet definiëren, hij tart alle verbeelding en alle mogelijke wetten van de fysiologie. Een onbevredigende uitleg, ik weet het. Gelukkig is het lijstje in wielerkringen een gecultiveerd object. Ik hoef niet uit te leggen wat een klimmer is, want aan de hand van de capaciteiten en eigenschappen van zij die wel maar evengoed van zij die niet genoemd worden in dit lijstje kan u zelf een beeld vormen van hoe een klimmer zich gedraagt en eruit ziet. Veel blabla om u maar te zeggen: ik had gewoon zin om de tien beste Italiaanse klimmers aller tijden in een lijstje te gieten.

Renners die op scabreuze wijze deze top 10 niet gehaald hebben: Davide Rebellin, het nadeel van een ontluikend talent te zijn. Mocht dit lijstje over vijf of tien jaar opgesteld worden, dan stond hij er zonder enige twijfel wel in. Ook geen spoor van Costante Girardengo in dit lijstje te bekennen. Een renner die zesmaal Milaan-San Remo wint, twee keer de Giro en drie keer de Ronde van Lombardije is te veelzijdig van aard om botweg te herleiden tot een klimmer. Hetzelfde geldt voor Alfredo Binda die gespecialiseerd was in het kunnen van alles. Omdat geen lijstje volstrekt perfect is geen Roberto Conti, om u niet weg te jagen geen Leonardo Piepoli, Emanuele Sella of Damiano Cunego en om u niet te vervelen ook geen Marco Pantani wiens verhaal u al tot in den treure heeft mogen aanhoren.

10. Pasquale Fornara
Sommige renners kunnen één koers winnen en zijn een legende voor het leven. Anderen fietsen geruisloos een palmares bij elkaar. Pasquale Fornara behoort tot die tweede categorie. De Italiaan kon niet kiezen tussen Frankrijk en Italië, zocht een neutrale oplossing, om een lang verhaal kort te maken: hij won vier keer de Ronde van Zwitserland en één keer de Ronde van Romandië in de jaren 1950, een periode die de kloof overbrugde tussen laatste hoogdagen van Coppi en Bartali en de komst van de nieuwe heerser Jacques Anquetil. Fornara was misschien een nog begenadigder tijdrijder dan klimmer. Zijn grootste succes boekte Fornara in de Giro van 1953 door het bergklassement te winnen en derde te eindigen na zijn officiële landgenoot Coppi en zijn officieuze landgenoot Koblet.

9. Claudio Bortolotto
De voorloper van Stefano Pirazzi, Fortunato Baliani en Mariano Piccoli. Al moet het nog maar gebeuren: Stefano Pirazzi die de Midi Libre wint. Een weinig risicovolle uitspraak, daar die koers kwalijk genoeg niet meer bestaat. Aanvallen, de koers kleuren in de hoop de bergtrui te grijpen. Dat lukte Bortolotto drie jaar na elkaar: in 1979, 1980 en 1981, even vaak als Piccoli, Pirazzi en Baliani tezamen.

8. Gilberto Simoni
Begreep als geen ander de essentie van de wielersport: van 1999 tot en met 2007 was hij een vaste waarde op het podium in de Giro d’Italia, maar daarbuiten presteerde hij zelden of nooit.

7. Claudio Chiappucci
Claudio Chiappucci zal voor eeuwig geassocieerd worden met die verbluffende solo door de Alpen van 125 kilometer in de Tour van 1992, een rit met aankomst in Sestrière. Voorts won hij drie keer het bergklassement in de Giro en twee keer in de Tour. Wacht Chiappucci, is dat niet die duivel over wie ik gisteren geschreven heb dat zijn hematocriet in januari 1994 om en bij de 35 bedroeg en in juni plots 60? Hij was wel zo sportief om nooit een grote ronde te winnen. Hij werd zowel in de Tour als in de Giro twee keer tweede als een keer derde, waarvan vier keer na Miguel Indurain, een Spaanse os die onder de goede zorgen van Francesco Conconi in een os werd getransformeerd die klom met de snelheid van een dartel veulen. Ook Chiappucci was klant van Conconi net als de Let Piotr Ugrumov waardoor het volledige podium in de Giro van 1993 uit Conconistan kwam.

6. Vito Taccone
Taccone valt niet te verwarren met Tacconi, keeper van Juventus in de periode 1983-1992 en ook niet met Tacconi Sport, wielerploeg in 2001 en 2002 van onder andere Eddy Mazzoleni en Dario Frigo en opvolger van Vini Caldirola. In zijn eerste profjaar won Taccone de Ronde van Lombardije en het bergklassement in de Giro. Hij was toen 21. Met zijn vloeiende klimstijl zette de kleine Taccone veel wielerliefhebbers aan het dromen. De bergen en hij, die waren één en ondeelbaar. Het hoogtepunt van zijn carrière kende hij in 1963, toen hij behalve het bergklassement ook vijf ritten won in de Giro. Vanaf dan ging het bergaf met zijn carrière en met hemzelf. Hij startte één keer in de Tour waar hij zou opvallen door zijn knokpartij met Manzaneque. Na zijn fietsleven probeerde hij op te klimmen als handelaar, maar het leven laat zich niet zo gemakkelijk bedwingen als een col in de Giro en hij begint zich in te laten met praktijken waar geen daglicht tegen opgewassen is. Een maand voor zijn dood in 2007 moest hij voor de rechter verschijnen voor het stelen van merkkledij. Taccone schreeuwde zijn onschuld uit. Eens een wielrenner, altijd een wielrenner.

5. Gino Bartali
Het leven van een klimmer bestaat uit klimmen en zwarte gaten. Die eenzijdigheid is ook de voedingsbodem voor veel doffe ellende, in de taal van de wielerliefhebber: geromantiseerde tragiek. Bartali was teveel mens om klimmer te zijn. Hij was in de eerste plaats een verzetsheld die zijn leven tijdens de Tweede Wereldoorlog op het spel zette door documenten te smokkelen. Een verzetsheld die toevallig goed was in bergop fietsen.

4. Giovanni Battaglin
Zonder tegenspraak één van de beste klimmers die Italië heeft voortgebracht. Hij won in 1981 zowel de Giro als de Vuelta. Hij is in zijn leven één keer op doping betrapt. Behalve dat dit naar Italiaanse klimmersnormen weinig is, speelde dit voorval zich af in de Tour van 1979, de Tour dat hij het bergklassement won. Pek en veren? Wielerbonden die dan weer wel dan weer niet dan weer wel dan weer niet dan weer wel dan weer niet de licentie van de ploeg afnamen waarvoor hij reed? Duitse tv-stations die met veel bombarie het aftrappen? Fout, fout en fout. Tien minuten straftijd en een paar punten minder in het bergklassement, maar niet genoeg om die prijs door zijn neus zien geboord te worden. Tijden.

3. Imerio Massignan
Na twee jaar Bahamontes en voor drie nieuwe jaren Bahamontes won Massignan de bergtrui in de Tour in 1960 en 1961. Maakte als 22-jarig knaapje voor het eerst indruk in de Giro van 1959 met een vijfde plaats, bevestigde in die van 1960 met een vierde plaats, maar veroverde bovenal de harten van eenieder in de voorlaatste rit. Het beeld waarmee een renner vereenzelvigd wordt, hangt af van de details. Anders gezegd: van twee lekke banden. In deze besneeuwde etappe door de Dolomieten trok Massignan ten aanval, de zege kon hem niet meer ontglippen. Twee lekke banden beslisten daar anders over waardoor niet hij, maar wel Charly Gaul zijn mythe in de nadagen van zijn korte maar felle carrière met enkele paragrafen wist uit te breiden.

2. Fausto Coppi
Coppi belichaamt de tragiek van een klimmer wel waar Bartali dat niet doet. En Pantani is de persiflage ervan. Mensen die tegen zichzelf zouden moeten worden beschermd, worden geëxploiteerd tot de dood hen verlost. Ver voor Pantani was Coppi misschien wel de eerste echte vedette van de wielersport. Zijn privéleven was object van berichtgeving, zijn dopinggebruik een stuk minder maar was daarom niet minder zorgwekkend. Andere renners klaagden dat Coppi almaar de grens verlegde. Dit alles vervaagt in het niets bij de mythe van Coppi. Zijn palmares oogt indrukwekkend, maar daar wielrennen meer dan een optelsom is van zeges en laurierkransen is zijn wielererfenis nog ontzagwekkender. De prijs voor de renner die als eerste het hoogste punt in de Giro bereikt, heet ook niet voor niets Cima Coppi en niet Cima Cipollini of Cima Coppolillo. Dat hij niet op één staat heeft hij louter te wijten aan zijn overwinning in Parijs-Roubaix.

1. Wladimiro Panizza
Doordat Vito Taccone en Giovanni Battaglin hierboven al vernoemd zijn, had u als echte wielerliefhebber al wel kunnen bevroeden dat Wladimiro Panizza op de eerste plaats zou staan. De Italiaan kwam uit een communistisch nest en werd hierom naar Lenin genoemd. Omdat Lenir Panizza niet zo goed bekt als Winner Anacona werd het Wladimiro Panizza. Panizza’s strijdterrein om revolutionair te zijn was niet de straat of de politiek, maar het hooggebergte, waar hij als proletariër dag in dag uit knechtte voor de meer geprivilegieerde renners binnen het team waar ie voor reed. Dat belet evenwel niet dat hij tweede werd in de Giro van 1980 na Bernard Hinault en vijf plaatsen voor kopman Saronni. Hij startte achttien keer in de Giro en reed hem zestien keer uit. Zo vaak starten doet zelfs Alessandro Petacchi hem voor 2019 niet na. Maar bovenal was de kleine Panizza de verpersoonlijking van het onrecht teweeggebracht door het feodale systeem genaamd wielrennen. Een kopman was een kopman, een knecht een knecht. Panizza kon als geen ander de absurditeit hiervan openbaren, want iedereen zag dat Panizza duidelijk de meerdere was van zijn kopman, maar dat hij een revolutie bleef uitstellen.

(dit stuk verscheen op 08/05/2015 op Extrasport)

Plaats een reactie